Hendrik (1984, Drachten) kwam op jonge leeftijd in aanraking met muziek en zang.
Nadat op 3-jarige leeftijd het zingen na het eten in het gezin werd ingesteld, volgde hij op 6-jarige leeftijd zijn broer en zussen naar het kinderkoor van de eigen gemeente.

Op 8-jarige leeftijd ging Hendrik zijn broer achterna om zich te voegen in het Gereformeerd Drachtster Jongenskoor uit Drachten. Toen de gebruikelijke perikelen rond de stemwisseling in de pubertijd de kop op staken verliet hij het koor en werd er de eerste jaren niet meer intensief gezongen.

Toen op 18-jarige leeftijd het niet meer intensief zingen een steeds groter gemis werd, meldde hij zich aan bij Praiseband Anders, welke eind jaren 90 vanuit de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk was ontstaan.
Hier bleek het talent voor zang nog niet verdwenen te zijn en ontwikkelde hij zich steeds meer.

In 2004 begon Hendrik zich, naast de activiteiten in de praiseband, in te zetten bij Gospelkoor Amfora uit Ureterp, waar een tekort was aan mannen. Hier zong hij zo'n 4 jaar de baspartijen mee en ontwikkelde een groter gevoel voor meerstemmigheid.

Vanwege drukte verliet hij in 2008 het gospelkoor en richtte zich, muzikaal gezien, volledig op de praiseband.
Hier ontwikkelde zich steeds meer de ambitie om meer met het talent te willen doen.
'Het is mooi dat mensen genieten van de zang, maar door het gebruiken van je talent een boodschap overbrengen en het pubiek hiermee raken en in beweging zetten, geeft veel meer voldoening.'

Toen Marijke aangaf dat ze tekst en muziek had liggen waar wat mee moest gebeuren, werd er steeds meer samen gesproken over het al dan niet samen muziek te maken.
Na gesprekken met diverse mensen werd het gevoel iets te moeten doen steeds sterker en werd de knoop doorgehakt.
Hendrik verliet eind 2010 de praiseband om zich volledig te kunnen richten op het samen muziek maken met Marijke.

'Het bevalt me uitstekend. Het is heerlijk om in een intieme setting je gevoel over te kunnen brengen door je talenten te gebruiken.
De gaven van de Geest zijn er om te gebruiken tot eer van Zijn naam en tot opbouw van Zijn gemeente. Zodra het publiek dat ervaart, is ons doel bereikt.'